De Scénic wil de gelijke zijn van een berline, zowel in comfort als in rij-eigenschappen. Een extra bonuspunt in de vergelijking krijgt de Scénic dankzij zijn ruime en vooral moduleerbare interieur.
De Scénic is nog steeds afgeleid van de Mégane, maar krijgt tegenwoordig een sterk afwijkend design mee. Ook verschilt hij meer van zijn broer, de Grand Scénic, vanwege een andere vormgeving in daklijn en achterpartij. De achterlichten van de ‘kleine’ Scénic zijn transparanter en de boemerangvorm gaat de andere richting uit. De daklijn begint logischerwijs iets vroeger af te lopen en krijgt een dynamischer lijn mee. Tegenover zijn voorganger is de Scénic 8cm langer en 4 cm breder geworden. Deze wijzigingen in de verhoudingen dragen ertoe bij dat de wagen er minder als een monovolume uitziet. Vooraan krijgt de Scénic een aantal kenmerken mee van de Mégane, waarbij vooral de ‘tanden’ in de bumper in de grijze kleur opvallen. De keuze voor de babyblauwe carrosseriekleur is voor discussie vatbaar, al val je er zeker mee op in het grijze straatbeeld.
Binnenin krijg je een gevoel van ruimte, een gevoel dat gecreëerd wordt door de hoogte van het dak, in combinatie met het grote glazen dak op onze testwagen. Je krijgt hetzelfde interieur als de Grand Scénic, met de verstelbare armsteun tussen de voorste zetels. Het dashboard verschilt enigszins van de Mégane-familie, omdat de voorruit een pak schuiner staat. Daardoor komt er meer ruimte vrij voor het digitale dashboard, dat onder een afdakje beschermd blijft tegen overmatig zonlicht. Je kan trouwens zelf de achtergrond van de display instellen. Een beetje vreemd blijft wel de keuze voor een halfronde toerenteller in combinatie met een digitale kilometerteller met LED’s. Je bekijkt de toerenteller zelden, simpelweg omdat ze wat te klein is en te ver van je af staat.
De radio is eenvoudig en je bedient deze meestal via het stuur, omdat de knopjes op de unit zelf nogal klein en ongemakkelijk te gebruiken zijn. Ook krijgt de Scénic een Carminat TomTom-navigatiesysteem ingebouwd. Even handig als elk ander systeem, maar wel een pak goedkoper. Het interieur is verder moduleerbaar; de achterzetels kunnen verschoven worden over rails, neergeklapt en desgewenst verwijderd worden. Op die manier krijg je een erg groot vlak oppervlak (tot 1.800l kofferinhoud) voor het vervoeren van ondeelbare spullen.
Onze testwagen was uitgerust met de fiscaal vriendelijke 1.5 dCi met in dit geval 105 pk. Dat vermogen is zeker genoeg voor dagelijks gebruik, maar verwacht niet dat je als brave huisvader als eerste weg bent aan de verkeerslichten. Even verder kijken en we zien dat we deze Scénic zowel qua vermogen, gewicht als prijs kunnen vergelijken met de eerder geteste Volkswagen Passat 1.6 TDI BlueMotion. Je enige twistpunt is dan of je kiest voor een lange laadruimte, dan wel een groot ruimtegevoel en een hoge zitpositie. Je weet ook dadelijk dat je niet in de hoogste klasse meespeelt op vlak van motorisatie (0-100 in 12 seconden), maar dat je wel met een zuinige variant rondrijdt. Nuja, de Scénic 1.5 dCi verbruikte op ons traject gemiddeld 6,5l/100 km, dus daar kan nog altijd wat af, al weten we niet of we daarvoor best naar een potentere variant kijken om sneller uit de lage toeren te geraken, dan wel een lager vermogen om die zware voet wat meer rust te gunnen.
Het subframe van de nieuwe Scénic werd ook verstevigd, een aanpassing die het rijcomfort ten goede komt en waardoor de wagen baanvaster wordt in de bochten. Het is nog niet de beste in zijn klasse, maar het is wel een vooruitgang, net als de herwerkte en dikker gemaakte stabilisatorstang.
De Renault Scénic die wij reden was er eentje in de Privilège-versie, het hoogste uitvoeringsniveau. Beginprijs daarvan is 25.650 euro. Daarbij krijg je de meeste snufjes, ook al blijken die niet altijd even nodig. De Mégane Grandtour met stoffen interieur leek even comfortabel als de lederen overtrekking (1.400 euro) in onze Scénic. De combinatie van het donkere leder en het beige dashboard is evenzeer een kwestie van smaak als de keuze voor de opaalblauwe kleur (metaalkleur, 450 euro) van het exterieur. Veel extra opties blijven er niet over, behalve dan het panoramische dak (1.000 euro) en de parkeersensoren vooraan (200 euro, in combinatie met verwarmde zetels voor 300 euro) achteraan zijn parkeersensoren standaard op deze versie.
Voor 750 euro krijg je xenonverlichting, terwijl het Carminat-systeem je 2.000 euro extra kost. Tel alle gewenste opties bij elkaar en je zal met een wagen van goed 30.000 euro buitenrijden, goed geld voor deze wagen, al moet het weer gezegd dat een Passat Variant met dezelfde opties je zowat evenveel kost. Het enige wat je daar extra bijkrijgt is de Duitse degelijkheid, iets waar de Renault op dit moment niet langer moet terugschrikken.
De Scénic is de ruimte-referentie gebleven, al komt de concurrentie stilaan piepen en moeten ze bij Renault inventief omgaan met de ruimte en de vormen. Bij Renault volgen ze alvast de wensen van de klant, die tegenwoordig niet langer een busje wil, maar eerder een monovolume die de eigenschappen van een berline combineert met die van een MPV. Renault slaagt daar goed in, toch is de opgave moeilijker dan op het eerste zicht lijkt. Dan maar genieten van de ruimte binnenin, samen met de verbeterde afwerking van het interieur. De wagen toont wat leuke gadgets, want een Renault blijft toch altijd een beetje een buitenbeentje.
Tekst: Sven Geiregat
Foto's: Joeri Mertens
Met dank aan Renault België voor de testwagen.
Reactie toevoegen
Je moet ingelogd zijn om reactie te plaatsen.
Inloggen