Renault presenteerde op het autosalon van Parijs dit jaar de vijfde generatie van de Espace. Na 30 jaar gooide die het over een andere boeg door het pure mpv-uitzicht in te ruilen voor een crossoverlook.
De geschiedenis van de Renault Espace begint eigenlijk in de USA. Daar was Chrysler in de jaren '70 bezig aan de ontwikkeling van de Voyager, later de grootste concurrent van de Espace. Fergus Pollock, een Brits ontwerper bij Chrysler raakte geïnteresseerd in het ontwerp en sloeg de handen in elkaar met Matra om een eigen zevenzitter te ontwerpen.
geen peugeot
Die zevenzitter kreeg de naam P16 en werd later door Antoine Volanis doorontwikkeld tot de Matra P18. Met dat ontwerp in de achterzak stapte Matra naar Peugeot, waarmee het in de jaren '70 al eens samenwerkte. Die wezen het ontwerp echter af. Peugeot zat destijds in financiële problemen en zag geen brood in een conceptauto met zeven plaatsen, die de looks had van een container. Een beslissing die ze pas elf jaar later rechtzetten door met de Peugeot 806 het segment van de MPV's te betreden.
Matra stapte dan maar naar Renault, die wel interesse hadden in het concept. In december 1982 werd een samenwerkingsovereenkomst gesloten en in juli 1984 werd de productieversie van de Renault Espace gepresenteerd. Hij was losjes gebaseerd op de R18-middenklasser en stamde af van het P23 prototype. Matra zorgde voor de assemblage van de wagens.
de aanzet
De eerste Espace werd gebouw met glasvezel carrosserieonderdelen en een warmgegalvaniseerd chassis om roest te vermijden. In het begin leek Peugeot gelijk te krijgen wat de verkoop van de wagens betreft, met 2.703 exemplaren was de Espace geen echte hoogvlieger. Dat kwam omdat het publiek nog moest wennen aan het nieuwe design van deze monovolume. Bij de lancering kreeg de Espace een tweeliter benzinemotor met 110 pk, een paar maanden later was ook een 88 pk sterke turbodieselmotor beschikbaar. Nog later was er ook een 2.2 benzinemotor voor de liefhebbers.
In 1988 kreeg de Espace een facelift waarbij de Matra-koplampen werden vervangen door Renault-exemplaren. Aan het eind van de eerste generatie Espace was er ook een versie met zelfnivellerende ophanging beschikbaar. Tegen het einde van de Espace Ph. I in 1991 waren er 182.000 exemplaren verkocht.
hertekenen maar
In 1991 werd de Espace grondig hertekend. Het concept was intussen gekend, maar behalve de Nissan Prairie, Mitsubishi Space Wagon en Chrysler Voyager waren er nog steeds niet veel concurrenten. Renault hertekende de carrosserie en zorgde voor rondere vormen. De spiegels liepen over in de motorkap, de koplampen werden iets slanker, zonder de referentie naar het oorspronkelijke model te verliezen. Renault - of beter Matra - bouwde de Espace nog wel op het originele chassis.
Motorisch evolueerde de Espace ook, zo kwam er een 152 pk sterke V6 in het gamma en werden de andere motoren iets krachtiger. Van de tweede generatie Espace werden 316.518 exemplaren verkocht. Matra amuseerde zich intussen door aparte varianten van de Espace te bedenken. Zo kwam er een Espace 4x4 als concept car, maar bedacht men ook de Espace F1, voorzien van een 3.5 V10 motor met 700 pk.
futuristisch design
De derde generatie Espace (1996) gooide het design over een andere boeg. Wie instapte waande zich in een ruimteschip, wie achter het stuur plaatsnam kreeg een digitale teller voor zijn neus. Het chassis werd vernieuwd en hertekend op basis van het Laguna I-chassis, zodat nu dwarsgeplaatste motoren konden worden ingebouwd. De 2.0 16V produceerde intussen 140 pk, de 3.0 V6 had 194 stuks ter beschikking. Dieselgewijs was er een 1.9 dTi met 100 pk en later ook een nieuwe 2.2 dCi met 115 of 130 pk.
De derde generatie was de laatste die door Matra geproduceerd werd. Hij was tegelijk ook de eerste die als Grand Espace werd aangeboden, een langere versie die behalve de zeven inzittenden ook nog heel wat bagage mee kreeg. In totaal werden er van de Espace III 365.200 exemplaren gebouwd tussen 1996 en 2002.
uitlopen
Bij de vierde generatie werd alweer voor een nieuw design gekozen. Een design dat meer in de lijn lag van de Megane en Clio uit het begin van de jaren 2000. Tegelijk werd afgestapt van de glasvezelcarrosserie en werd gekozen voor een staallegering. De aluminium deurpanelen wogen 20 kilogram minder dan equivalenten in staal. De airco-unit werd onder de auto geplaatst, naar het concept van de Scenic uit 1991.
De Espace IV kreeg een 2.0 dCi met 150 of 175 pk. Ook de 2.2 dCi kreeg dat vermogen, terwijl de 1.9 dCi over 115 pk beschikte. Een krachtige 3.5 V6 benzinemotor was goed voor 245 pk. Daarmee haalde hij 225 km/u, waarmee hij de op-één-na-snelste MPV ter wereld was. De Espace IV kreeg het gezelschap van twee vernieuwende modellen. De Vel Satis en Avantime - een coupévariant van de Espace, zeg maar - wilden de koper in het hogere segment verleiden maar slaagden daar uiteindelijk niet in.
De Espace IV kreeg twee facelifts, om uiteindelijk in 2014 na 12 jaar dienst de fakkel door te geven. Het monovolumesegment was intussen volledig veranderd, mensen wilden steeds minder een grote wagen en ook de fiscale maatregelen op grote motoren speelden in het nadeel van de logge Espace.
nummer vijf
In Parijs werd dit jaar de vijfde generatie Espace voorgesteld. Renault gaf hem alweer een nieuw design dat neigt naar een crossover, eerder dan een monovolume. Renault speelt in op downsizing door hem enkel 1.6 liter grote benzine- en dieselmotoren te geven. Afwachten wat dat zal geven.
Reactie toevoegen
Je moet ingelogd zijn om reactie te plaatsen.
Inloggen